Afdalen naar de Romeinen

22 juli 2018 - Pont-Saint-Martin, Italië

Maandagavond 16 juli waren we in de wolken na het bereiken van het hoogste punt, dinsdagochtend waren we opnieuw in de wolken toen we uit het slaapkamerraam keken. De temperatuur gaf 5,9 graden Celsius aan en buiten was het mistig. We namen hartelijk afscheid van de broeder die ons zo gastvrij onthaald had, en voorzien van de bestelde lunchpakketten liepen we langs het bergmeertje naar de grensovergang met Italie. Tijd voor een selfie, en een blik op het standbeeld van de naamgever van deze pas, St. Bernard. Gelukkig begon de mist wat op te trekken. Lopend aan de Italiaanse kant zagen we een heel ander landschap: veel grover dan wat we aan de Zwitserse kant gewend waren, en naar het leek ook wat minder sneeuw op de toppen. Logisch, we lopen nu aan de zuidkant naar beneden. In hoog tempo daalden we af, kwamen voorbij een kudde koeien waar een herder wat mistroostig naar ons zat te kijken. Ook passeerden we een kudde schapen, bewaakt door honden, de witte observeerden ons maar bleven rustig, de zwarte honden maakten een heleboel kabaal. Doorlopen maar dus. We naderden weer de boomgrens, en onder ons zagen we de haarspeldbochten van de pasweg, op deze vroege ochtend vooral het domein van motorrijders, plat in de bochten en met irritante herrie de serene rust verstorend. Ook zagen we de tunnelconstructies waar het verkeer van de autosnelweg uit de berg kwam in een overkapte weg, beschermd tegen sneeuw en vallend gesteente. We naderden het dorpje Saint-Rhemy-en-bosses, en haalden onze Australische medepelgrim van gisteren in. We maakten een praatje, en hadden het er over, dat we in nog geen 10 kilometer van de berg af rennen al ongeveer 1.200 meter lager stonden. Onze Australier zei dat hij er niet aan moest denken, dat we langs de zuidkant omhoog zouden hebben gemoeten, en hij heeft het met Sigeric te doen, die zijn hele terugreis van Rome naar Canterbury heeft beschreven en dit snel dalende stuk steil omhoog heeft moeten lopen. “If I were Sigeric, and I had reached Rome, I would have taken the plane back home!” Daarmee namen we met een smile afscheid, want vanaf Aosta gaat hij zelf het vliegtuig nemen back home to Australia.

Na een eerste Italiaanse koffie in Saint-Rhemy, waar we ons geschaamd hadden voor de drie Euro die we moesten betalen, tegen in Zwitserland ongeveer een tientje, kwamen we in een ander landschap. Afgedaald tot 1.200 meter liepen we zo’n 10 kilometer na een draai van zuid- naar oostwaarts ongeveer vlak, terwijl het dal verder daalde. We liepen dus in het begin op hetzelfde niveau als de wegen en de rivier waarin Johanna gemakkelijk haar voet in kon  koelen, in die rivier dan. Kilometers verder liepen we hoog boven het dal, met prachtige uitzichten. Gelukkig was er een betonnen geul met snelstromend water naast ons pad waar Johanna af en toe haar voet in kon steken. Toen het dal weer een draai naar het zuiden maakte, richting de stad Aosta, liepen we inmiddels zo hoog (nog steeds op 1.200 m), dat we steil 300 m moesten dalen naar het dorp Gignod en een paar kilometer verder nog eens 300 m naar Aosta, dat op iets minder dan 600 m hoogte ligt. Vervelend was alleen dat je langs druk verkeer moest lopen, maar daar hadden de bedenkers van de Via Francigena wat op gevonden! We werden omhoog gestuurd de wijngaarden in, en vervolgens als een steen van de berg af gerold tot we midden in het centrum van Aosta uitkwamen. Pfff, weten die wel wat we vandaag al achter de rug hebben! Aardig van de gemeente was wel dat ons sterk dalende pad was voorzien van lantaarnpalen met het bekende pelgrimslogo. Zo kwamen we redelijk moe en verhit (31 graden Celsius) van de laatste kilometers tegen zessen aan bij Hotel La Belle Epoque, midden in het centrum van de stad. We roken vooral de Italiaanse sfeer op de terrasjes in de smalle straatjes met hun restaurantjes. Met het vooruitzicht van een rustdag kwamen we al helemaal in vakantiestemming, met een flink bord pasta en twee halve liters bier erbij (ja, ik dan). Pijnlijk was wel even, dat er naast ons een leuk gezinnetje was komen zitten, Frans en Engels onderling sprekend, hij Hindoestaans en zij overduidelijk een Francaise. ‘Knappe kinderen’, zei Johanna, en ik zei: ‘Ook knappe ouders’. Johanna: ‘Hij wel, maar haar vind ik er minder goed uitzien.’ Even later werd ons eten opgediend, en zei de man in het Nederlands met pretoogjes en een brede grijns tegen ons: ‘Dat ziet er lekker uit’. Daarna was het een tijd stil aan ons tafeltje...

Woensdag was er eerst het vaste ritueel van een rustdag, wasserette opzoeken voor de was, boodschappen doen bij achtereenvolgens de slager, de groentenboer en de bakker (allemaal kleine winkeltjes in een gezellig straatje), en koffie op een terrasje. Na de schrik dat de koffie hier maar €1,20 kostte, bestelden we maar gauw een tweede, om te voorkomen dat de koffiebareigenaar tot de bedelstaf zou geraken. Na twee halve pizza’s voor de lunch, zelfs dat kan hier, was het tijd voor verkenning van Aosta.

Aosta is ongeveer 25 jr voor Christus gesticht door de Romeinen met de naam Augusta Praetoria, vernoemd naar keizer Augustus, in een brede plek in het dal dat een kruispunt vormt van de toen al veel gebruikte routes naar Frankrijk en naar Zwitserland (de Grote St. Bernardpas). De stad kreeg een rechthoekig stratenpatroon binnen een omwalling, alles volgens wiskundige maatvoering. Van veel gebouwen zijn de overblijfselen en fundamenten teruggevonden, voor zover mogelijk zijn deze gerestaureerd. We zagen een oude stadspoort, de Porta Pretoria, waarin het VVV-kantoor was ondergebracht, en bezochten het voormalige (destijds overdekte) theatergebouw. Ook bekeken we het Forum Romanum met een uitgestrekte ondergrondse galerij. Door toedoen van de Romeinen was het belang van Aosta voor de regio tweeduizend jaar geleden al gevestigd. Aosta is nog steeds de provinciehoofdstad van Val d’ Aosta. Op het gebied van kerkenbouw is er ook het een en ander gebeurd, getuige archeologische vondsten van een oude kerk onder de fundamenten van een huidige kerk, heel vernuftig toegankelijk gemaakt. We maken hier kennis met het fenomeen van losstaande kerktorens naast een kerk, zogenaamde campaniles, niet te verwarren met de lelijke bouwsels waar je bij ons een bed kunt huren. We zagen een klooster met een heel kunstig vormgegeven kloostergang. Het was allemaal zo interessant dat we niet eens in de gaten hadden dat het 35 graden was! Zeker Johanna had hier geen last van, want die vond een fontein bij het stadhuis waar ze haar voet in kon koelen. Tegen het eind van de middag gingen we nog even naar de kathedraal van Aosta, heel anders dan we in Engeland, Frankrijk en Zwitserland hadden gezien. Een wit gebouw met twee min of meer losse torens, en bij de ingangspartij geen beeldhouwwerk, maar een combinatie van kleurig schilder- en beeldhouwwerk, zoals boven de hoofdingang het tafereel van het Laatste Avondmaal. Binnen was er voor ons een verrassing. Er begon net een rondleiding naar de fresco’s uit de Middeleeuwen die enkele tientallen jaren geleden waren ontdekt in de dakgewelven. Daar hadden we in de warmte wel een klimmetje voor over op onze vrije dag! Van bovenaf liet de gids ons zien hoe de ronde gewelven van het plafond van de kathedraal eeuwen na het aanbrengen van de kleurige fresco’s op de muren, er gewoonweg tegenaan gemetseld waren. Dat men dit niet in de gaten had, kon worden verklaard door het feit dat de fresco’s in latere jaren met andere inzichten waren witgepleisterd. Een mooi cadeautje voor kunsthistoricus Johanna, en voor mij ook, want ik kon er mooie foto’s van maken. Er hing weliswaar een onopvallend bordje dat je niet mocht fotograferen, maar aan het fotografeergedrag van alle Italianen in de groep kon ik zien dat een fotografeerverbod hier betekent: niks vragen, niks zeggen, maar gewoon je gang gaan. Zelfs de gids keek vriendelijk toen ik van hem een foto maakte. Ter afsluiting gingen we nog even naar het Archeologisch Museum, Johanna voor de kunstschatten, en ik voor het toilet (gelukkig volledig modern uitgevoerd). 

’Wat hebben we veel gedaan’, zei Johanna op de hotelkamer, met haar voet in het koude water van het bidet in de badkamer. We beseften na lange tijd weer een zorgeloze rustdag te hebben gehad, zonder vrees voor complicaties met blessures en zo. Met dank aan de Romeinen die voor zo veel afleiding haden gezorgd!

Foto’s

2 Reacties

  1. Wim Jacobs:
    22 juli 2018
    Arie . Schrijf je tijdens het lopen ?
    Motorrijders : sound saves lives !! Ik geniet daarvan.
    Wees blij dat jullie Zwitserland uit zijn.
  2. Bert Kandel:
    23 juli 2018
    Beste Bertus Aafjes, wij blijven genieten van je proza!Goede tocht verder en veel inspiratie gewenst!