Vooruit door de warmte

2 augustus 2018 - Piacenza, Italië

Toen we zaterdagavond 28 juli aankwamen in Gropello Cairoli was het bewolkt en vielen de eerste spetters van een onweersbui. We kwamen gelukkig nog droog aan in het langs de snelweg naar Milaan gelegen Hotel Motel Flower met airconditioning en potdichte ramen en deuren, zodat we niets hoorden van verkeerslawaai of ander gedonder, en we achteraf alleen aan het plaveisel zagen dat het een beetje, maar niet veel had geregend.

Net als de voorafgaande dagen bereidden we ons zondagochtend voor op een warme dag. Zes uur op, zeven uur ontbijt en half acht lopen. Op weg naar de monumentale stad Pavia was het maar 16 kilometer, dus we zouden er een halve rustdag van kunnen maken. Na een kilometer of vijf kwamen we hardlopers tegen. Vanuit een dorpje was een soort halve marathon georganiseerd, met diverse afstanden vanaf 5 km, te zien aan het bord 5, ultimo km. Het was een vrolijke bedoening. Wij als pelgrims en de hardlopers moedigden elkaar over en weer aan, de hardlopers ons nog het meest. ‘Auguri’, riepen velen ons toe. Als latinisten zonder kennis van het Italiaans, herinneren wij ons, dat in de Romeinse godsdienst voor een belangrijke onderneming de auguren werden geraadpleegd, oftewel dat de priesters aan de vlucht van de vogels een voorspoedig verloop hoopten te kunnen aflezen. Duidelijk is, dat ze ons veel geluk wensten. Een ouder echtpaar vroeg ons waar we vandaan kwamen en hoeveel kilometer we liepen van Canterbury naar Rome. Na mijn antwoord ‘due mille’ slaakte de vrouw een kreet en werden ons de ‘auguri’ toegewenst. Een aardige, maar niet heel snelle loper nam tijd om mij mijn fototoestel te vragen en van mij een mooie actiefoto te maken. Via een hoge dijk kwamen we in de uiterwaarden van de Ticino. Warm en vochtig. Hadden we rond de hoofden van de hardlopers steeds muggen zien rondcirkelen, nu kon ik met tegenlicht dikke zwermen muggen gewoon fotograferen! Op de rivier de Ticino, een zijrivier van de Po, zagen we speedboten af en aan komen. Bij een haventje met terras erbij, konden we een verfrissing scoren, Johanna een Lemon Soda en ik een Coca Cola, allebei met heel veel ijs erbij. Tegen het middaguur naderden we de stad Pavia, een naam die de Italianen uitspreken met de klemtoon op de i. Langs de rivier was er veel gezelligheid: Afrikanen aan het picknicken en pootje baden, met begeleidende muziek op drums en met handgeklap, de vrouwen veelal gesluierd. 

Toen we eenmaal via een fraaie overdekte brug, de Ponte Coperta, over de rivier de stad binnengekomen waren en de hitte van alle stenen daar op ons afstraalde, voelde ik ineens alle energie uit mijn lijf vloeien. Twee biertjes om de dorst te lessen bleken niet echt te helpen om weer okselfris te worden. Dat was niet de enige tegenvaller. De wereldberoemde dom van Pavia bleek hermetisch gesloten. Het VVV-kantoor, volgens Google Maps na 14.00 uur geopend, bleek na een wandeling van anderhalve kilometer op zondag gesloten te zijn. Dan maar een half uur lopen naar ons via Booking.com gehuurde appartementje met de bedrieglijke naam Casa Vacanze. Ondanks afspraak waren de mensen er niet, en volstonden zij telefonisch (na uitgesproken boosheid van mij had de vrouw opgehangen en belde de man terug) ons naar binnen te pilotten, sleutelbos uit de postbus buiten graaien, en vervolgens via vier gesloten hekken en deuren Fort Knox te bereiken, een zweterig klein kamertje in een soort 50-er jaren flat. Op mijn vraag om de volgende ochtend om zeven uur ontbijt te mogen hebben had de man geantwoord, dat dit ‘not included’ was. Kort daarop kwam een appje van de vrouw met excuses dat ze er niet geweest waren en ons graag van dienst wilden zijn bij vragen. Ik had inmiddels op de boekingsbevestiging gezien, dat ontbijt wel degelijk inclusief was, en vroeg hoe men dat gaat oplossen. Het antwoord was creatief: het ontbijt dat wij bieden is alleen een kop koffie of thee. Ik: dan graag om zeven uur een kop koffie voor ons beiden. Het antwoord is nooit gekomen. De stemming werd er niet beter op, en op een wandeling door de stad kwamen we voorbij een prachtig kasteel van de Visconti’s, een oud heersersgeslacht. Wat betreft openingstijden helaas ook, in navolging van Kortjakje: midden in de week, maar ’s zondags niet. Dan maar naar een prachtige kerk, de San Pietro in Coeli d’Oro (Sint Pieter in een gouden hemel). We hadden gehoord dat hier de heilige Augustinus begraven ligt, die behalve kerkvader ook patroonheilige van Pavia is. Zal ook wel dicht zijn, het was inmiddels na zessen. Net toen we aankwamen begonnen de klokken te beieren: er zou een mis gaan beginnen, en voor gelovigen staan de deuren wel open in Pavia! De mis, tot onze verwondering in een volle kerk, alle banken bezet, gaf tijd voor bezinning en vergevingsgezindheid. Van mij dus geen review met fionen des toorns over Casa Vacanze op de site van Booking.com. Rondkijkend tijdens de mis begreep ik dat van die Petrus in de gouden hemel, boven het koor in een gouden koepel zat Petrus, links van God, met de sleutels in zijn handen. En het graf van Augustinus was, in de woorden van de altijd positieve Johanna ‘ontroerend mooi’.

Dat was Pavia, dat we maandagochtend voor achten na een ontbijtje in een koffiebar, toch nog even kort hebben verkend. Indrukwekkend waren de San Michele en een aantal middeleeuwse torens in de smalle straatjes. Vervolgens gingen we de hitte in van het vlakke land, waar we nu van Piemonte in de regio Lombardije waren terechtgekomen. We liepen vlot, al om half twaalf hadden we 16,5 kilometer afgelegd en waren we beland in een stadje met de komische naam Belgioioso. Nog maar acht kilometer te gaan naar Santa Cristina e Bissone, waar we onze bekering van Booking.com zouden bezegelen met een overnachting in de pastorie naast de kerk. De hitte was verzengend, we hadden onszelf en elkaar beloofd net als een paar dagen geleden de voeten in een stroomversnelling te houden om te koelen. Ook zonder tendinitis is dat heerlijk, zo heb ik ook ervaren! De Weg van de Franken had ons in het routeboek een shortcut beloofd, en zo wees alles op een vlotte en vroege aankomst in de pastorie van Santa Cristina. Alles ging goed, tot we rechtsaf bij een tunneltje onder de spoorbaan kwamen dat we volgens het routeboek onder geen beding mochten doorgaan. In plaats daarvan moesten we de witte pijlen rechtdoor volgen en daarna bij het water een dammetje zoeken en verder rechtdoorgaan. Er was geen witte pijl, maar dat gebeurt vaker. Er was geen fatsoenlijk pad, maar ook dat hebben we vaker meegemaakt op onze pelgrimstocht. En volgens Maps with me stonden we precies op de goede plek. Dus gingen wij rechtdoor, de dijk af, tussen de bomen door, de begroeiing tot op kniehoogte plattrappend, op zoek naar het dammetje dat vast voor ons zou liggen. De lichte begroeiing maakte plaats voor hoog struikgewas met flinke doorns, maar wij hielden vol, tot we bij het water kwamen. Linksaf gingen we, op zoek naar het dammetje. Maar er was een beekje dat ons de weg versperde, zo te zien snelstromend en redelijk diep. Onder de schrammen, moesten we de aftocht blazen. ‘Wat gebeurt er als we toch onder het spoor doorgaan?’ vroegen we ons af, inmiddels radeloos van de hitte en lekgestoken door de muggen die hun domein verrijkt hadden gezien met twee smakelijke happen. Het antwoord was duidelijk: we zouden een paar kilometer over een levensgevaarlijke weg met veel vrachtwagen moeten afleggen om toch in het volgende dorp aan te komen. Of we zouden terugmoeten naar dat dorp met die Belgische naam. Teruglopen, dat nooit, dus hebben we ons leven gewaagd, telkens de berm in duikend als er weer een vrachtwagen aankwam.

Aangekomen in Santa Cristina, waar in de pastorie maar drie andere pelgrims waren en we dus een eigen kamer hadden, hebben we in een schietgebedje gedankt voor onze behouden aankomst. De moraal: de kortste weg is niet altijd de slimste weg. En inmiddels stond buiten de thermometer op 39 graden...

Dinsdagmorgen 31 juli gingen we op weg voor een mysterieuze etappe, en dat niet alleen vanwege de hitte. We moesten nadenken over de overnachtingsplaats, vanwege de oversteek, per speedboot, over de Po. Historisch was deze overtocht verantwoord, omdat duizend jaar geleden Sigeric op deze zelfde plaats ook de Po was overgestoken. De Weg van de Franken leidde ons echter niet naar het dorpje vlakbij de aanlegsteiger van de boot, maar naar het dorpje Senna Lodigiana, dat 4 kilometer verder gelegen is, omdat daar vroeger Sigeric had overnacht. Na enige aarzeling hebben we besloten toch maar de beheerder van het parochiale Ostello daar, ene Giovanni, te bellen voor onderdak. Ja dat kon, en of we ook een maaltijd wilden. Nou, daar kan Booking.com niet tegenop! 

Puffend van de warmte, lopend van bar naar bar als over ijsschotsen (letterlijk, maar dan in ons glas) hadden we rond het middaguur het dorpje Orio Litto bereikt, waarvandaan je zuidelijk moet lopen naar de aanlegsteiger van de speedboot. Een vriendelijke Franssprekende man zocht ons op terwijl we onze gortdroge boterhammen zaten te verwerken, en bood ons een plaats aan in zijn herberg, 10 meter van ons bankje vandaan. ‘Nee dank u, wij hebben al afgesproken in Senna Lodigiana’, was ons antwoord. ‘Maar dat moet u niet doen, u moet niet 4 km naar het oosten lopen in deze hitte (inmiddels 32 graden) als u morgen hiervandaan naar het zuiden moet lopen.’ We overlegden, en besloten toch die 4 km te gaan lopen. Die aardige Giovanni heeft misschien al eten voor ons ingekocht, en bovendien, wij willen slapen in het dorp waar destijds ook Sigeric heeft geslapen.

Dus wij liepen, met de lucht meetrillend van de hitte, die laatste vier kilometer naar Senna Lodigiana. Ik snap nu waarom een hond zo hijgt als die het warm heeft. Ik begon het nu ook te doen, met bonkende hartslag en nog net niet de tong uit de bek. En dan op zo’n wegje waar auto’s elkaar alleen kunnen passeren als jij de berm invliegt, wat ik dus voor personenauto’s consequent weiger, met boze blikken tot gevolg, want dan moet er een stoppen. Ook in Senna kwamen we veilig aan, en bestelden we bij de bar (in tegenstelling tot Frankrijk heeft elk dorp een bar, of twee) een Lemon Soda en een Coca Cola met ijs, en nog een. De barman had op eigen initiatief meneer Giovanni gebeld, en die stond voor ons, net toen het tweede drankje werd geserveerd. ‘Vite vite, schnell schnell, mitkommen, no drinks!‘ Tot opwinding van de man dronken wij rustig ons tweede glas. Hij pakte de rugzak van Johanna, tilde zich er een breuk aan, en sjouwde deze naar zijn auto. ‘I bring you four kilometers!‘ Ik was benieuwd hoe hij mijn nog zwaardere rugzak zou verplaatsen, maar heb de man dit bespaard. Eenmaal in de auto gingen we vol gas in westelijke richting over de weg die we net hadden belopen, ik zag dat mijn zweet op het asfalt nog niet was opgedroogd. Hij bracht ons naar het 4 kilometer verder gelegen dorpje Corte Sant’Andrea, achter de dijk van de rivier de Po, vlakbij de aanlegsteiger. De moraal van dit verhaal: ook de koninklijke weg is niet de slimste weg...

Dinsdagavond was er inderdaad een gezellige maaltijd, met zeven volwassenen en vier kinderen, op ons na allemaal Italianen. We leerden Giovanni en zijn vrouw beter kennen, vooral toen hij vertelde van zijn betrokkenheid bij de Via Francigena in het algemeen en bij Sigeric in het bijzonder. Met handen en voeten vertelde ik dat we tot onze teleurstelling niet kunnen overnachten in Senna Lodigiana, waar ook Sigeric heeft overnacht. Hij legde uit dat de pelgrimsopvang daar niet meer bestaat, en dat pelgrims nu hier in Corte Sant’Andrea worden opgevangen. Helaas kwam mijn vraag waarom hij me dat niet had verteld toen ik hem gebeld had voor opvang in Senna, en me niet had geadviseerd rechtstreeks naar hier te lopen, wat voor hem en ons allebei makkelijker was geweest, niet door de taalbarriere heen. Ik begrijp nu, dat ook Italianen Oostindisch doof kunnen zijn. Italianen, het zijn schatten van mensen, maar hun logica...

En die warmte, elke dag weer 35 graden, en voorlopig nog vele dagen zo! Hoe moet dat nou helemaal tot aan Rome? Doorhijgen met de tong uit de bek?

P.S. Dank voor de reacties op mijn blog ‘Denkend aan Holland...’ Ik verwijs naar het antwoord dat ik er onder heb gezet.

Foto’s

2 Reacties

  1. Wim Jacobs:
    2 augustus 2018
    In Gennep waren gisteren 120 paters en zusters Norbertijnen uit 40 landen . Gennep is de geboorteplaats van de heilige Norbertus in 1080 . De Norbertijnen zijn in Nederland voor hun Generaal Kapittel . Om de 6 jaar wordt deze vergadering van de internationale orde gehouden. (Gelderlander van vandaag )
  2. Noud Maas:
    2 augustus 2018
    Herken veel van wat jullie schrijven en meemaken. liep dezelfde etappes 7 jaar geleden.
    Het slechte nieuws: jullie moeten nog drie dagen in die verzengende hitte door de Po-vlakte ploeteren (Piacenza, Fiorenzuola en Fidenza).
    Het goede nieuws: daarna gaan jullie de Appenijnen in; prachtig mooi en veel minder stress dan nu. De wegen daar zijn rustig, de markering is duidelijk en de uitzichten zijn adembenemend.

    Ik zeg: Hou vol!