Cecilia en het boerenleven

27 juli 2019 - Tangen, Noorwegen

Zaterdag 27 juli 2019

Na de grappige ontmoeting met onze Belgische medepelgrims spraken Johanna en ik af vrijdagochtend eerst maar eens flink wat kilometers te maken. We hadden een licht glooiend parcours met eerst asfalt, daarna grusvei (gravelweg). Rond het middaguur hadden we 17 km afgelegd en kwamen we bij een meertje met een strandje. In deze warmte zocht ik verkoeling met een duik in het koude water. Johanna deed niet mee, die is niet zo van het zwemmen, en we hadden niet eens zwemkleding mee. Maar omdat al mijn wandelonderbroeken zwart zijn, kunnen deze best doorgaan voor een zwembroek. Op dit wat afgelegen strandje verbaasden we ons hoe dik nog jonge Noorse mannen en vrouwen zijn. We zetten de wandeling voort en na een tijdje ging het omhoog. Normaal gesproken zou de etappe 23 km zijn, maar omdat de herbergier van ons beoogde pelgrimshutje Finnsbraten er mee opgehouden was, moesten we zes km doorlopen. Die laatste kilometers vond ik loodzwaar. Twee heuvels over met van die geitenpaadjes met boomwortels, stijgend en dalend, en waar je bij elke stap moet uitkijken je enkels heel te houden.

Moe en nog niet eens zo heel laat kwamen we aan bij een oud schoolgebouwtje. De deur stond open, dus wij stapten binnen. “Hello”, kwam een jonge schoonheid naar ons toelopen, die zich voorstelde als Cecilia. We waren de enige gasten vandaag, dus we mochten de mooiste kamer bezetten. Ze legde ons alles uit in huis, en zei luchtig dat aan de overkant een biologisch dynamisch toilet staat, en “O ja, de douche- en wasruimte vind je buiten om de hoek van het huis. Ik laat jullie nu even alleen.” En weg was ze, naar later bleek om ons maximale privacy te gunnen.

Eerst maar eens naar de WC. Het toilet was inderdaad biologisch dynamisch verantwoord, zeg maar gewoon twee poepdozen naast elkaar. Tegelijk met de penetrante geur drong zich bij mij een vroege jeugdherinnering op: de eerste zeven jaar van mijn leven dat het gezin van mijn ouders inwoonden op de boerderij van mijn opa en opoe Haasnoot aan de Voorstraat in Katwijk. Mijn opoe had nog zo’n ouderwetse poepdoos, net als hier. Gelukkig voelde het toiletpapier hier wel wat zachter aan het achterwerk dan de Nieuwe Leidsche Courant of de Katwijksche Post van de dag ervoor. Het biologisch dynamische van dit toilet hier werd nog versterkt door een emmertje zaagsel met een schepje waaruit iedere grote of kleine boodschap moest worden bestrooid. Gelukkig hebben de poepdozen van vroeger en nu gemeen, dat je ze met een deksel kan afsluiten, daar kan geen luchtverfrisser tegenop!

Dan maar even douchen! Om de hoek, had Cecilia gezegd. Johanna was er al giechelend vandaan gekomen. De doucheruimte bleek te bestaan uit twee schotten tegen de muur, een van hout, en een van latten door zeil bespannen, en een open kant met uitzicht op het bos. Onder de sproeier lag een houten pallet, waar het water onderdoor het bos in stroomde. Biologisch en dynamisch, zogezegd. Het geheel riep herinneringen op aan de Amerikaanse serie MASH uit de zeventiger jaren over een legerkamp in de Koreaanse oorlog, waar ze ook zo’n doucheruimte hadden, en waar de manschappen allerlei rottigheid uithaalden als het liefje van de commandant, ene majoor Hotlips, wilde gaan badderen. Johanna stond al klaar met het fototoestel toen ik op de vlonder mijn haren ging inzepen. Verder heb ik nog nooit zo’n lekkere douche gehad! Leve het boerenleven!

Van Cecilia mochten we een schaal sla opeten, en samen met de bijna gebruikelijke pastamaaltijd uit de KIWI, zoals hier de meeste supermarkten heten, hadden we een feestmaal. Cecilia kwam er met haar zelf klaargemaakte maaltijd bij zitten, en we raakten gezellig in gesprek. Cecilia is opgegroeid in Bergen als dochter van een Chileense zeeman en een veel jongere Noorse vrouw. Haar vader had de zeeen bevaren en was in de zestiger jaren in Noorwegen aanbeland, en daar vanwege haar moeder gebleven. Hij was daarna in de offshore gaan werken op een booreiland, net als haar broers veel laten. Zelf heeft ze na haar jeugd een aantal jaren in Zuid-Amerika gewoond, ze beheerst dus naast het Engels ook het Spaans heel goed. Ze woont nu alweer een tijdje in Noorwegen, doet als vrijwilliger veel werk voor instellingen op het gebied van biodynamica, meestal tegen kost en inwoning. Zo geniet ze van het leven. Heeft nu bijvoorbeeld een praktijkje in medische yoga, vooral ten behoeve van migranten. Ze studeert nu sociale antropologie, en als ze klaar is wil ze daarin een loopbaan opbouwen. Dit werk als beheerster van deze pelgrimsherberg doet ze een maand, ook tegen kost en inwoning. Haar boodschappen doet ze op de fiets, een auto heeft ze niet. De dichtstbijzijnde winkel is twee uur heen en twee uur terug, in Tangen, waar we de volgende dag naar toe gaan lopen. Ze is geinteresseerd in ons leven, van Johanna als kunsthistoricus en van mij als conflictbemiddelaar. We zetten thee en koffie en zo verglijden de uren. We maken ook allerlei beschouwingen over verschillen tussen talen en verschillen in volksaard. Ze kent natuurlijk het leven in Zuid-Amerika, en kijkt met afstand naar het wat trotse superioriteitsgevoel van de Noren. Tegen tien uur zeggen Johanna en ik dat het pelgrimsbedtijd is. Cecilia vraagt hoe laat wij opstaan, en wij antwoorden zo rond zeven uur. “O, maar dan slaap ik waarschijnlijk nog, dus misschien zien we elkaar niet meer.”

Zaterdagochtend worden we wakker tegen half negen: vergeten de wekker te zetten! Met een griepkop treuzel ik mezelf de dag in, verstopte neus, je kent dat wel. Nergens zin in, het valt ook Johanna op. Cecilia komt ons fris en monter tegemoet. “Ik heb koffie voor jullie gemaakt!” Nadat ik eindelijk de rugzak heb ingepakt, maken we nog een praatje met Cecilia. En nemen we hartelijk afscheid. Het is inmiddels ver na tienen!

Vandaag wil het wandelen niet vlotten. En dat terwijl we van de dagtocht uit het boekje van 23 km die zes extra kilometers van gisteren mogen aftrekken. Makkelijke grusvei afgewisseld door smalle zwikpotige paadjes. Maar zelfs als we dalen over asfalt ben ik niet vooruit te branden. Ik voel me gammel. Meestal heb ik een deuntje in mijn hoofd. Zo zijn er over Johanna mooie liedjes geschreven, zoals Visions of Joanna van Bob Dylan, met dat verschil dat zijn visioenen voor mij werkelijkheid zijn. Maar vandaag legt Dylan het af tegen Simon en Garfunkel die ooit ene Cecilia bezongen hebben die hun hart gebroken had. En slepend hoor ik steeds maar hetzelfde in mijn hoofd: “Oh Ceciiiiilia, I’m down on my knees...”

Bijna op mijn knieen bereik ik na maar liefst 17 kilometer de camping in Tangen. Johanna heeft vandaag vaak moeten wachten op mij!

Foto’s

6 Reacties

  1. Elly de Haan - Verduyn:
    30 juli 2019
    Zeer herkenbare dingen uit mijn jeugd zoals de poepdoos bij mijn opa en oma in Zwammerdam buiten op het erf met deksel. Mijn oom en tante in Hazerswoude hadden er ook een in een aanbouwtje aan het huis. Hadden ook geen waterleiding maar een pomp. Was een tuindersbedrijf in de middle of knowhere. En ja die nieuwe Leidsche Courant is zeer bekent. Ouderwets? ze waren hun tijd ver vooruit. Ik hoop dat je na een goede nachtrust toch weer fit verder hebt kunnen wandelen.
  2. Elisabeth:
    30 juli 2019
    Beterschap . Het is rottig als je zo moet lopen. Groetjes en sterkte
  3. Marieke:
    31 juli 2019
    Zwikpotige paadjes ... mooi 😍
  4. Elly Munsters:
    31 juli 2019
    Wat een mooie verhalen.
    Arie Beterschap!
  5. Wim Jacobs:
    31 juli 2019
    Cecilia staat me wel aan, maar het sanitair minder.
  6. Betsy Gelderman:
    1 augustus 2019
    Ja, die poepdoos stond bij ons thuis vroeger binnenshuis, maar bij de buren waar ik vaak oppaste was het nog een hok achter het huis.
    Ik hoop dat de grieperigheid een beetje is opgeknapt? Beterschap en succes beiden.