Ombre et Lumiere in Besancon

23 juni 2018 - Besançon, Frankrijk

Donderdag 21 juni verlieten we de gastvrije familie Emil en Catherine Ney voor een korte etappe naar Cussey-sur-Ognon en vrijdag 22 juni liepen we via de buitenwijken naar het oude centrum van Besancon. We hadden op advies van de VVV in Gy besloten toch in twee dagen naar Besancon te lopen, hoewel: het bleek niet warm te zijn, de weg was niet druk, en de afstand was ongeveer 2 x 15 = 40, pardon 30 km. Zo hadden we in feite twee halve rustdagen, waarop wij allebei een bezoek aan de kapper hebben gebracht, en in een mega-winkelcentrum woat sokken van Johanna en een aantal tentharingen konden vervangen. Tussendoor kwamen we ook Elisabeth weer tegen in Cussey, die in Hotel De Ouwe Meuk (la Vieille Auberge) bij het avondeten meehielp een zwartgeblakerde Coq-au-vin soldaat te maken.

Van de wandeling die twee dagen weet ik niet zo veel meer, onder de indruk van het slechte nieuws van deze week. Bijzonder toch, hoe veel herinneringen tijdens het lopen kunnen boven komen waarvan je dacht dat ze in de vergetelheid verdwenen waren. Vrijdagmiddag kwamen we aan in Hotel Foch vlakbij het station van Besancon. Compliment voor de routebeschrijving van Ben Teunissen, die ons weliswaar over drukke wegen, maar wel steeds op veilige trottoirs door de drukke buitenwijken van de stad had laten lopen. Na het douchen haalden we bij de VVV een stempel in onze pelgrimspassen, die al aardig gevuld raken. Zoals wel vaker, moesten we ieder een formulier invullen waarop ons als pelgrims het hemd van het lijf wordt gevraagd, zoals waar we begonnen zijn en wanneer, wat ons einddoel is, onze leeftijd, en wat (multiple choise) vragen over onze motieven voor de pelgrimstocht. Johanna en ik vullen dan steevast twee antwoorden in: kennismaken met de cultuurhistorie en religie/spiritualiteit. Het vakje ‘sportieve prestatie’ laten we leeg, zonder dat we het hier ooit over gehad hebben. Toch begint die sportieve prestatie na bijna vijf weken of 31 wandeldagen wel enige vorm aan te nemen! Met 31 dagen hebben we allebei ons record voor een meerdaagse tocht (Camino de Santiago vanaf Zuid-Frankrijk naar Santiago) geevenaard! En anderzijds hoort bij de sportieve prestatie ook het doorstaan van allerlei pijntjes en lichamelijke ongemakken. Zoals bij Johanna, die de laatste dagen wat pijn op de wreef van de linkervoet voelde opkomen. We kochten bij de apotheek een potje Tijgerbalsem, en ik raadde haar aan de schoenveters wat minder hoog op te binden, ze gaat er op de rustdag van zaterdag in Besancon mee oefenen.

We mochten dan wel weer eens een heerlijk hotelbed hebben in Besancon, op uitslapen is ons dagritme niet ingesteld, dus we zaten al heel vroeg met onze was bij de wasserette in de buurt. Toen de was klaar was, gingen we een kop koffie scoren om de hoek, vlakbij het station. Het toeval wilde, dat we precies een jaar geleden in deze tent de lunch gebruikt hadden toen we moesten wachten op een overstap van de trein na onze GR5-wandeling door de Jura die toen geeindigd was in Nyon aan het Meer van Geneve. Tot dusverre was dit onze eerste kennismaking geweest met Besancon. Ja, onlangs heb ik een beroemd boek gelezen van de negentiende-eeuwse  schrijver Stendhal (Het rood en het zwart), een in die tijd maatschappijkritische roman over de cultuur in het leger (het rood) en in de kerk (het zwart). Dat boek speelde zich voor een deel af in Besancon, dat in de 19e eeuw een bloeiperiode doormaakte. Zo ontdekten we dat in Besancon in 1802 de beroemde schrijver Victor Hugo is geboren (van o.a. De Klokkenluider van de Notre Dame, Quasimodo, waar wij zo op lijken in onze regenkleding). Toch bestond Besancon al in de Romeinse tijd, Julius Caesar schreef er al over, en er is zelfs een gaaf bewaarde Romeinse stadspoort, La Porte Noire, oftewel de Porta Nigra. 

Maar voordat we dit allemaal konden gaan verkennen moesten er een paar huishoudelijke klusjes gebeuren, zoals het nakijken van onze bankrekening (er hoefde gelukkig nog niet te hoeven bijgestort), het betalen van een nog openstaande bekeuring wegens te hard rijden, en het betalen van enkele rekeningen voor mijn bedrijf. En het was Johanna in ons routeboek opgevallen, dat het vinden van logies voor de komende dagen wel eens ingewikkeld zou kunnen zijn. Ik had voor zondagavond al wel iemand gebeld, maar die had niet teruggebeld. Het kostte ons weer uren. Op geen enkel telefoonnummer kregen wij gehoor. Uiteindelijk kregen wij een dorpspastoor van een etappeplaats (wiens nummer in ons boekje stond) aan de lijn, die in zijn telefoon schreeuwde dat hij geen onderdak biedt en doodmoe wordt van al die telefoontjes van pelgrims. Ik verstond hem niet, en vroeg hem of hij dat nog een keer wilde herhalen. Dat vond hij niet leuk, maar ik ook niet. In arren moede heb ik dezelfde mensen die ik gebeld heb ook nog allemaal een mailtje gestuurd, behalve de pastoor natuurlijk.

Ver na lunchtijd gingen we terug naar het stadscentrum, voor een snelle pizza. We waren nog niet binnen in een pizzeria of een vrouw kwam op ons af met weidse armgebaren: “On ne sert pas, c’est termine!” (We bedienen niet, het is afgelopen!). Dan maar een broodje bij de bakker. Maar waar kun je zitten om het op te eten, zonder dat je door een onvriendelijke ober van een terras gejaagd wordt? Zittend op het trottoir tegen de gevel van een winkel hebben we ons broodje opgegeten, onderwijl misprijzende blikken van voorbijgangers incasserend. ‘Ik voel me als pelgrim hier net zo’n paria’, zeg ik. Johanna beaamt het en zegt dat het er misschien wel bij hoort, bij het pelgrimeren. Bij de volgende bakker strijken we neer voor een kop koffie. Bedienend personeel rent langs ons heen zonder ons te groeten of aan te kijken, steeds de handen vol vuile vaat die getuigt van een flinke lunchomzet. De blijdschap daarover viel niet van hun gezichten te lezen, ik vraag me hardop af of in deze stad soms iedereen chagrijnig is. Of zou het aan ons liggen? Ik volg een kelner met mijn ogen en weet zijn blik te vangen. We kijken elkaar zwijgend aan en ik zie hem denken, die klant kan ik niet langer negeren. Traag komt hij naar ons tafeltje en neemt onze bestelling op. Maar voor hem geen fooi van ons. 

We lopen door het zaterdagsmiddags drukke wandelgebied van de stad en mijn telefoon gaat af. Een mij totaal onbekende Fransman aan de lijn, die mij vraagt of het klopt dat ik op zoek ben naar logies. Het klinkt als een stem uit de hemel, maar zoals zo vaak is zo’n stem moeilijk te verstaan, zeker met het rumoer van een drukke winkelstraat om mij heen. Gelukkig staat het nummer in mijn display, en kan ik de straatnaam van zijn Gite verstaan, heel toepasselijk de Rue de l’Eglise, alleen in Foucherans, een heel ander dorp dan waar we zondag naartoe moeten. Geeft niet, als we maar kunnen slapen! Kijkend in ons routeboek zie ik het telefoonnummer van deze Gite staan in een alternatief dorp op korte afstand (6 km) van onze route. Ik had hem niet gebeld, maar blijkbaar heeft iemand van degenen die wij hadden benaderd hem de tip gegeven ons te bellen. Van al die anderen hebben wij overigens nooit meer iets gehoord. We brengen nog een bezoek aan de kathedraal van St. Jean, Johannes de Doper, waarvan de toren voor restauratie is ingepakt in steigers en beschermende zeilen. O ja, en we moesten ook nog voedsel inkopen voor de komende dagen, dus voor een bezoekje aan het geboortehuis van Victor Hugo was helaas geen tijd meer. 

Om zes uur hadden we een afspraak met Tarryn, de Australische pelgrim. Zij was een dag na ons aangekomen in toevallig ook hetzelfde hotel Foch. We vonden op een mooi plein een toepasselijk restaurantje met de naam Via Roma. De kelner vroeg ons waar wij vandaan kwamen: Holland en Australie. ‘Dankoewel’ zei de man. Johanna dacht hem een genoegen te doen en Tarryn te plagen door hem te feliciteren met de overwinning van Frankrijk op Australië bij het WK. De man verstrakte en zei dat hij daar helemaal niets mee had: ‘Ik ben Italiaan!’ Tja, Via Roma niet waar? Bijzonder hoe leuk de gesprekken verlopen met Tarryn. We zijn gelijk vertrokken en maken allemaal ongeveer hetzelfde mee. Dat schept een band. Grappig was dat Tarryn’s beschrijving van de VVV-mevrouw in Gy waarover ik eerder schreef, precies overeenkwam met onze indruk. Tarryn neemt geen rustdag op in Besancon, maar zal net als wij zondag verder lopen de Jura in. We gaan de bergen in en zeggen tegen elkaar, dat het eigenlijk nu pas echt gaat beginnen, we zijn er alle drie een beetje zenuwachtig over!

Maar voor het zo ver was, gingen we zaterdagavond nog naar een concert met koor en orkest in de Protestantse Kerk van Besancon. Protestantse kerken heten in Frankrijk meestal ‘Temple’, zo heette deze zelfs de Temple du Saint-Esprit, en daarmee was niets te veel gezegd. De Temple was onderdeel van een voormalig Middeleeuws ziekenhuis, indrukwekkend en met mooie akoestiek. De titel van het concert ‘Ombre et Lumiere’  (Schaduw en Licht) had ons moeten waarschuwen. Het was heel mooi, maar het deel ‘Ombres’ bevatte stukken als ‘Komm susser Todt’ (Bach), Begrafnislied (Schubert) en Stabat Mater (Rheinberger). Normaal gesproken ben ik als ik aan het pelgrimeren ben sneller emotioneel, maar zeker na wat er afgelopen week was gebeurd, kon ik het helemaal niet meer droog houden. Gelukkig was er na de pauze ‘Lumiere’ met opgewekte stukken van onder andere Vivaldi, en het Magnificat van Durante. Zo konden we met goede moed de nieuwe wandelweek in en Besancon achter ons laten: Ombre et Lumière!

Foto’s

2 Reacties

  1. Wim Jacobs:
    26 juni 2018
    Johanna en Arie nogmaals respect . Je kunt je tent toch langs de weg neerzetten, bij een beek waar je de kleren kunt wassen. Tevoren grote inkoop eten bij de supermarché. Succes .
    PS Arie kun jij typen tijdens het wandelen ?
  2. Bert Kandel:
    26 juni 2018
    Dat mooi licht jullie tocht moge vergezellen.
    Jullie maken meer mee dan ik vandaag op het VNG-kongres in Maastricht.
    Ik lees jullie bericht telkens voor aan Dolly en wij zijn in bewondering voor jullie prestaties en Arie’s schrijftafels.
    Wij genieten dus mee!
    Dank!!!!
    IK vertrek morgen met 3 busjes met 22 fietsers ( Cycling Ambassadors) naar Freiburg en wij fietsen dan donderdag 650 km in 4 dagen terug naar Breda.
    Beste groet van Dolly en Bert