In weer en wind klimmen naar de hoogvlakte

10 augustus 2019 - Dovrefjell, Noorwegen

Zaterdag 10 augustus 2019

Vandaag gaan we naar het hoogtepunt! Dovrefjell is een weidse en ruige hoogvlakte die gelegen is boven de boomgrens, varierend van 900 naar 1300 m, afgezien van de hier en daar in de zomer nog met stukken sneeuw bedekte toppen. De tocht over Dovrefjell beslaat vijf etappes. Er zijn wandelaars die speciaal voor Dovrefjell hier naartoe komen om te wandelen, soms groepen, bijvoorbeeld uit Duitsland of de Verenigde Staten. Dat geeft een extra druk op de overnachtingsmogelijkheden voor echte pelgrims zoals wij, die het hele Olavspad lopen. Afgelopen donderdag had ik naar de herberg Fokstugu gebeld om te reserveren voor deze etappeplaats, 20 km na Engelshus bij Dovre. Ze bleken vol te zitten vanwege een groep Duitsers die al ruim van tevoren hadden gereserveerd. Fokstugu blijkt in trek als een soort spiritueel oord waar in een kapel diensten plaatsvinden, natuurlijk zeker op zondagochtend. Dit was dus voor ons niet weggelegd, het advies was een rustdag op te nemen en een dag later te komen. Dat advies was aan ons niet besteed, in plaats daarvan huurden we een hutje in Furuhaugli, een vakantieoord zeven km verder. De verlengde etappe vormde een extra reden, naast het slechte weerbericht, dat we zo tegen deze wandeldag hebben opgezien.

Om zes uur ging de wekker, en even na zevenen trokken we de deur van pension Engelshus achter ons dicht. Het regende gestaag. Eerst liepen we vier kilometer licht dalend naar het stadje Dovre, waar net de supermarkt Coop openging. We moesten voor vijf dagen boodschappen doen en in de rugzakken laden, want daarboven kun je niets kopen! Gelukkig hadden we ingepland dat we bij bepaalde locaties ‘s avonds zouden kunnen eten, en misschien zelfs een ontbijtje of een lunchpakket zouden kunnen scoren. Vol bepakt begonnen we op 500 m hoogte aan de klim, eerst over asfalt, daarna over gravel, vervolgens door weilanden tussen de koeien door, en uiteindelijk op graspaden. Ik deed rustig aan, wilde me niet over de kop lopen. Het was harder gaan regenen. Johanna was uit het zicht maar wachtte af en toe. Na drie uur langzaam klauteren, soms even met de handen op de knieen naar adem zoekend, zag ik het geboomte wat dunner worden. Het was best wel steil! Er kwam een man achter mij die mij vlot inhaalde. Ik groette hem, en hij zei in het Engels met een Duits accent dat er nog een hele groep achter hem aan kwam, en dat ik niet verbaasd moest zijn als niemand mij zou groeten. Ze hadden namelijk opdracht zwijgend te wandelen. En ja hoor, daar kwamen ze aan, zo’n tien mannen en vrouwen, ze liepen me allemaal voorbij en groetten me vriendelijk. Het bleef maar doorregenen en naarmate we hoger kwamen ging het harder waaien. Daar zag ik boven eenzaam Johanna staan. Ik weet niet hoe lang ze er al stond, kleumend met de rug in de wind, maar het moet zeker een half uur geweest zijn. Ze vertelde dat de leider van die groep haar had gevraagd of ze op haar man wachtte. Na haar bevestiging had hij gezegd: “Be patient!” Inmiddels waren we boven de boomgrens gekomen, en ondanks het weer was het een prachtig uitzicht. Steenachtige paden, drassige stukken, witachtige begroeiing en veel water, niet alleen van boven. Het pad was minder steil geworden, maar we moesten toch nog wel drie kilometer stijgen om op het hoogste punt van vandaag, 1200 m, te komen. Vanaf dat moment kon ik de Duitse groep bijhouden, maar Johanna had weer een veel hoger tempo. In de storm, af en toe woei je zowat van het pad af, als je er al niet van af spoelde! Die Duitsers, die gasten die ervoor hadden gezorgd dat wij nog veel verder moesten lopen, die hielden nogal van pauzeren, dus uiteindelijk haalde ik zelfs de leider van de groep in. “Your wife is far ahead!”, zei hij met een misselijke grijns. Ik liep door, me herinnerend dat een verplichting om zwijgend te wandelen voor wat eendagspelgrims nog zo’n gek idee niet was. Het soepele, maar waterdoorlatende goretex aan de bovenkant van mijn schoenen zorgde er al vroeg voor dat ik met natte voeten liep te soppen. En het was nog zo ver!

Even verder zag ik in het duister een donkere figuur op een steen zitten, het bleek Johanna te zijn. “Laten we gaan eten, ik barst van de honger!”, zei ze. In de bijna horizontale slagregen maakten we de rugzakken open en haalden we het proviand er uit. Met van de kou bevende handen deden we ons dankzij Johanna’s Zwitserse mes, tegoed aan het verse brood van die ochtend, met Camembert er op. Het was twaalf uur; zo’n twaalfuurtje hebben we nog nooit gehad! De lunch gaf ons nieuwe energie. We liepen verder, soms bovenop een bultje bijna van het pad geblazen, en om een uur of een bereikten we het hoogste punt van vandaag, op een plaats waar een grote steenhoop, een cairn, was gestapeld. Voor de Duitsers was dit het sein voor een uitgebreide pauze, maar wij liepen door. Probleem was wel dat mijn wandelbroek en mijn regenbroek door alle rare bewegingen over de keien op het pad, zo ver waren afgezakt, dat het kruis op mijn knieen hing. Om de broek op te hijsen was nodig dat ik de riem en de broekband even losmaakte. Mijn vingers waren echter zo verkleumd, dat het ongeveer tien minuten duurde voordat de broeken weer om mijn middel hingen. 

Het was nog zeven kilometer afdalen naar Fokstugu, het eigenlijke eindpunt van de etappe. Of het door het brood of de Camembert kwam (of de pap van gisteren), met de wind in de rug en een dalend parcours, springend tussen de plassen en drassige stukken van steen naar steen, zette ik de turbo er in. Na een poosje haalde ik Johanna in, en ook nog Eva, een Duitse pelgrim die we al een paar dagen op onze overnachtingsplaatsen hadden gezien. Over die zeven kilometer heb ik ongeveer vijf kwartier gelopen. Nadeel was wel dat ik door al dat gespring en geglibber vaak op de zijkanten van mijn voeten terechtkwam. Mijn rechtervoet en mijn linkerschoen hadden dat niet leuk gevonden, zo bleek later pas. Bij Fokstugu pauzeerden we twintig minuten in de luwte van een boerenschuur. Gelukkig was het opgehouden met regenen. Volgens informatieborden was het vanaf het kerkje van Dovre tot hier zes uur lopen. Inclusief pauzes hadden wij er zes uur en vijf minuten over gedaan. 

We gingen verder met de laatste zeven kilometer naar Furuhaugli, oftewel tweeeneenhalf uur, aldus het informatiebord. Opnieuw moesten we een berg op, nu in het zonnetje, maar nog steeds in een straffe stormwind recht in het gezicht. Toen ik bijna boven was, keek ik nog even om naar het gebouwencomplex van Fokstugu. Daar kwam juist die groep eendagspelgrims aangelopen... We zouden ze de volgende dagen niet meer zien.

Om een lang verhaal kort te maken: moe maar voldaan, en vooral opgelucht, bereikten we om half zes ons bestelde hutje in het recreatieoord Furuhaugli. Mijn zwager Wim zou zeggen: “Nog nooit zo’n leuke wandeling gehad!”

Foto’s

6 Reacties

  1. Elisabeth:
    16 augustus 2019
    Top hoor maar de regen is wel vervelend. Lekker je eigen tempo blijven lopen hoor
  2. Elly de Haan - Verduyn:
    16 augustus 2019
    Dat was deze keer wel echt afzien. Maar de moed niet opgegeven en stug doorgegaan.
    En je merkt hoe het weer sterk kan wisselen in Noorwegen.
  3. Betsy Gelderman:
    16 augustus 2019
    Als ik je eerdere verhalen lees, had ik niet verwacht dat je nog 7 km in 5 kwartier loopt! Toppie hoor, al is het dan berg af.
    Gaat het weer met je rechtervoet en je linkerschoen?
    En petje af voor Johanna, als ik haar rugzak zo zie, is dat toch een behoorlijk gewicht. Zelf net door Nederland gebanjerd met 8 kg (als voorbereiding op Santiago volgend jaar), maar dat van Johanna lijkt mij duidelijk meer👍
  4. Sophie Bloemert:
    16 augustus 2019
    Mooi die Franse touch onderweg. En je weet weer waarom je bedrijf cairnconsulting heet. Goede moed verder samen!
  5. Elly de Haan - Verduyn:
    17 augustus 2019
    Brood met camenbert? in Noorwegen. Heb je die lekkere brunost of Gudbrandsdalenost wel geproefd.
  6. Wim Jacobs:
    17 augustus 2019
    Ik wou die reactie al geven, maar je was me voor Arie