Vijfendertig

8 augustus 2020 - Bunschoten-Spakenburg, Nederland

Uitgerust en fris, en met de waterzak helemaal vol, verlieten we vanmorgen om 9.00 uur De Witte Bergen en staken we de snelweg over richting het dorp Laren. In een aangenaam temperatuurtje liepen we naar Eemnes, en vonden daar de warme bakker en een pinautomaat. Het was inmiddels 10.00 uur en 26 graden. In oostelijke richting verlieten we het dorp, in de volle zon, 2,5 kilometers naar de Eemnessersluis. Het was half elf en 28 graden. Ik vertelde Johanna dat hier een keuzemoment lag. Als we nu de route volgen lopen we in zuidelijke richting stroomopwaarts langs de Eem naar Eembrugge en via de brug langs de andere kant weer noordwaarts naar Eemdijk. Maar, nu het vandaag geen zondag is, vaart het pontje bij Eemdijk, en kunnen we ook van het sluisje, hier vandaan dus, een paar kilometer lopen naar het pontje, en dan oversteken bij Eemdijk. Dat scheelt in deze hitte toch zeker zo’n zes kilometer. Johanna was echter onverbiddelijk: “We volgen de officiele route!” Maar zag ik het nu goed, hing daar niet even later Spartaanse Johanna aan de openbare waterkraan bij het sluisje?

Met de dorst gelest, liepen we toch in zuidelijke richting verder over de grasdijk langs de Eem. Wat kan er toch in een week veel veranderen! De grasdijk die we vorig weekend vanaf Hoorn beliepen was frisgroen, ook waar de schapen die kortgegraasd hadden. Op de grasdijk waar we nu op liepen was het korte gras bruin en geel. We hadden medelijden met de talrijke schapen die hier liepen, of ter bescherming tegen de felle zon op een kluitje tegen elkaar aan stonden. In plaats van een verse hap, was voor de schapen nu een oud en verkleurd kliekje het menu. Om kwart over elf liepen we de grasdijk af en gingen het terras op van een botencentrum bij een klein jachthaventje. Voor Johanna was het menu een koffie en een Spa Rood, en voor mij twee cola met veel ijs, en een appelpunt, waarvan de slagroom er maar terurig en papperig bij lag. Inmiddels was het 30 graden. Een man naast ons, aan het bier, beklaagde zich over de warmte: “Ik ga zo nog even varen, maar als ik het te warm vind, keer ik zo weer om!” Wij zeiden dat we het al verfrissend vinden om naast het water te lopen, en hem benijden dat hij op het water mag varen. Ja, maar hij had dan ook veel bewondering voor ons, en zou het ons niet nadoen! Na Eembrugge in noordelijke richting lopend liepen we dichter bij het water, genoten van spelevarende mensen op boten en sloepen en voelden we het positieve verschil als je op zo’n warme dag de zon in de rug hebt. Bij Eemdijk aangekomen, vlak bij het door ons genegeerde pontje lunchten we bij Ootje Eppie. Ook brachten we de vochthuishouding weer op peil. Dat was ook wel nodig ook, want ter ere van de Thaise echtgenote van de exploitant, koos Johanna voor een Thaise soep. “Met een, twee of drie pepertjes?” Johanna koos voor twee, denkend aan de pepertjes die in een aziatisch restaurant op de menukaart staan. Intuitief nam ik de Hollandse uitsmijter. Nu bleek dat er in de soep gewoon twee hele rode pepers rondzwommen! Met een brandende mond at Johanna de soepkom leeg, terwijl ondertussen het zweet uit al haar porien naar buiten kwam, en dat kwam nog niet eens door de 33 graden die het inmiddels om ons heen geworden was.

Na het eten gingen we toch nog even bij het pontje kijken, want de placemat attendeerde ons er op dat dit het pontje was dat drs. P. geinspireerd had tot zijn beroemde lied “Heen en Weer”. Nou, het bleek dat de waarschuwingen van drs. P. aan het eind van het lied, ook nu nog terecht waren. Terwijl het pontje heen en weer voer over de hier beslist niet brede rivier, krioelde het op het water van zwemmende jongelui en voorbij varende bootjes. Plotseling vloog er een bal door de lucht die pardoes landde op het dek van de veerpont tussen twee auto’s. De veerman pakte de bal op, sprak de zwemmende jongelui bestraffend toe, en borg de bal op in de stuurhut. Eenmaal op de kant werd de veerman belaagd door soebattende jongens die hun bal terug wilden.

Of het balspel weer hervat kon worden, dat hebben we niet afgewacht, want, het was inmiddels twee uur, we wilden in de hitte de laatste vijf kilometer gaan afleggen naar het haventje van Spakenburg. Helemaal onbeschermd tegen de zon liepen we over de IJsselmeerdijk in oostelijke richting. Rechts van ons weilanden, links lagen voorlanden, een strook natuurgebied met watertjes en een soort palissadendijk, lange houten palen als een soort borstwering naar het water toe gekeerd. Dat is wel wat anders als ten tijde van mijn jeugdzonde ruim veertig jaar geleden... Ach laat ik het hier toch maar opbiechten!

Na mijn Muidense tijd ben ik eind 1975 als ambtenaar verkast naar de groeikern Nieuwegein, een Vinex-stad avant la lettre. We kochten daar als gezin een nieuwbouwwoning. Voor de inrichting van de tuin vroegen we advies van een jonge oud-collega uit Muiden, die de leiding had over de plantsoenendienst. Hij adviseerde een rotstuin. “De rotsblokken, daar kun je goedkoop aankomen, je laadt gewoon een aantal van die enorme keien die tussen Muiden en Muiderberg aan de waterkant onder aan de dijk liggen in je auto, niet alles tegelijk hoor, want daar kan de vering niet tegen!” Ik vroeg me hardop af of dat zo maar mag, maar hij wees me er op dat die dijk geen waterkerende functie meer had. We hebben tegenwoordig de Afsluitdijk en de Flevopolders, dus bescherming tegen zee is niet meer nodig. “Trouwens Arie, je weet toch zelf dat we hier in Muiderberg een nieuwbouwwijk aan het bouwen zijn die Buitendijken heet!”. Ik was overtuigd, en realiseerde me, dat we in Nieuwegein met moderne architectuur een complete woonwijk in de uiterwaarden van de Lek aan het ontwerpen waren, de Lekboulevard, we moesten alleen die lastige ambtenaren van het waterschap en van Rijkswaterstaat nog meekrijgen. Kortom, ik was overtuigd. De eerste kei rolde ik inderdaad tussen Muiden en Muiderberg over de dijk, te zwaar om te tillen. Terwijl mijn Renault4-tje daar stond, kreeg ik de zenuwen, Ik kende daar inmiddels veel mensen, en erger, veel mensen kenden mij! Je zal daar maar herkend worden! Met slechts een kei achterin reed ik terug naar huis in Nieuwegein. Maar wat ik al vreesde, een kei was niet genoeg voor de mooie rotstuin die we in gedachten hadden. Toen dacht ik, maar in Spakenburg moeten toch ook van die keien onderaan de dijk liggen! Op een zonnige zomerse zaterdag, voor mijn gevoel nog veel warmer dan nu, ben ik naar de dijk bij Spakenburg gereden en heb ik vier kanjers de dijk op gerold en in mijn Renault4-tje getild. De vering van de auto zakte ver door, dan maar rustig en zachtjes rijden. Van het gehotsebos over die klinkerbestrating in Spakenburg moest ik trouwens behoorlijk zweten. Het werd nog erger. Nog in Bunschoten-Spakenburg werd ik ingehaald door een politieauto en kreeg ik een stopteken. De heren van de Hermandad constateerden dat mijn auto nogal doorhing, en vroegen of ik de achterklep even open wilde doen. “Hoe komt u aan die keien, toch niet van een tuincentrum?”, was de vraag. Het hielp niet er omheen te draaien, ik was duidelijk gesignaleerd bij mijn bezigheden op de dijk. “Rijdt u maar achter ons aan naar het bureau!” Daar aangekomen, kreeg ik eerste een donderpreek. “Weet u wel dat u zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling van de dijk als bescherming tegen hoog water? Weet u wel dat dit een misdrijf is? Daar kun je gevangenisstraf voor krijgen of op z’n minst een strafblad!” Ik heb daar een paar uur in een kamertje gezeten, en ondertussen lichtten de agenten mijn doopceel. Gelukkig konden ze niets vinden wat op nog meer criminele jeugdzonden duidde. Voor de zekerheid belden ze ook nog even de politie in Nieuwegein. “Ja die Haasnoot, die kennen we wel, die doet bij ons op het gemeentehuis vergunningen voor bijzondere wetten, is niks mis mee!” Achteraf bezien was dit het ergste, want ik heb dit in Nieuwegein nog wel eens moeten terughoren! De agenten gingen in beraad en besloten mij een tweede kans te geven. Als ik nu de keien zou terugbrengen naar de plaats waar ik ze had weggehaald, dan zouden ze het er bij laten zitten. Dat heb ik toen gedaan, tot verbazing van omstanders over die man met dat Renault4-tje die rotskeien uit een tuintje als afval onder aan de dijk kwam storten. Gelukkig heb ik bij het verlaten van het dorp geen politiewagen meer gezien.

Vijfendertig graden was het toen Johanna en ik om 15.00 uur bij de haven van Spakenburg, met mooie botters, aankwamen. Eerst maar eens bij de ijsboer voor afkoeling gezorgd. Johanna nam er twee. Daarna op een volgend terras kwam de vochthuishouding aan de beurt, in mijn geval een grote bier! Daarna liepen we nog twintig minuten naar Henriette en Henk, de Vrienden op de Fiets waar we vannacht mogen slapen. We kregen een gezellige ontvangst in de tuin, met een koel drankje natuurlijk, en maakten kennis met elkaar. Leuke mensen!

Na de douche zijn we nog teruggegaan naar de haven van Spakenburg. Daar hebben we samen gegeten met Sandra, nicht van Johanna, met haar man Harmen en hun drie jonge kinderen. Zij wonen in Utrecht, en nu wij in de buurt waren hebben we iets met elkaar afgesproken. We konden lekker bijpraten, de jongens Tijmen en Silvein van vijf en drie vermaakten zich in de kinderhoek van het restaurant, en het meisje Lauren die volgende week haar eerste verjaardag viert zat rustig bij papa op schoot. Een leuk initiatief van Sandra!

Vijfendertig, dat was vandaag niet alleen het aantal graden Celsius, waarin we moesten lopen, maar ook het aantal centiliters in mijn - regelmatig bijgevulde - bierglas.

7 Reacties

  1. Elisabeth:
    9 augustus 2020
    Keien halen! Stoute jongen toen hahaha
  2. Betsy Gelderman:
    9 augustus 2020
    Leuk verhaal en wat eerlijk om je jeugdzonde (of in ieder geval één van je jeugdzonden) op te biechten.
    Sterkte komende week met de warmte! Wat een moed!
  3. Bert Kandel:
    9 augustus 2020
    Ik vond je altijd al een kei....... in van alles en nog wat, maar zeker in het verhalen vertellen! Sterkte met de hitte. Ik heb gisteren 9 uur in de Efteling gelopen ( 12 km), gehangen, geachtbaand etc. Verjaardagstripje met kids en kleinkids.
    Beloning daarna: thuis lekker met de voeten in een teiltje koud water en een grote bier erbij! Vanmorgen nog puffend aan jullie gedacht toen we om ca. 10 uur door de woestijn van de Loonse en Drunense Duinen stiefelden en een bordje Pelgrimspad zagen! Kennen jullie dat?
    Sterkte verder!
  4. Arie Haasnoot:
    9 augustus 2020
    Leuk, zo’n opadag op je verjaardag! Maar met dit weer niet om te benijden. Het Pelgrimspad dat over de Loonse en Drunense Duinen loopt kennen we nog niet. Is iets voor een volgende keer.
  5. Wim Jacobs:
    9 augustus 2020
    Vergunningen afgeven en zelf diefstal plegen. Jaja.
    Verklaring Goed gedrag later weer gekregen ?
    Jammer dat je niet een nachtje moest brommen.
    Je stijgt in mijn achting Arie.
  6. BuSpa:
    9 augustus 2020
    Nu hadden ze gehoopt dat u de hele dijk had afgegraven😜 Leuke blog👍🏼https://twitter.com/bu_spa/status/1291714948612141056?s=21
  7. Wout:
    13 augustus 2020
    Mooi verhaal van de rotsblokken! Ik stond zaterdagochtend met de fiets op dat pontje bij Eemdijk, heb jullie dus net gemist. Succes met lopen.