Zwalken over de Veluwe

11 augustus 2020 - Elburg, Nederland

Vannacht hebben we heerlijk geslapen in Kasteel de Essenburgh. In het Veluwse gebied dat we gisteren al doorkruist hebben vanaf Putten en tot aan Elburg vandaag nog door zullen lopen, liggen veel landgoederen, soms gebouwd al een fantasiekasteeltje zonder militaire betekenis. In de 16e en 17e eeuw konden vermogende families een adellijke titel verwerven als ze een bepaalde aaneengesloten hoeveelheid grond wisten te kopen en te (laten) ontginnen. Behalve een adellijke titel verwierven ze daarmee ook stemrecht in de Gelderse Staten, en dus een invloedrijke positie. Als kers op de taart lieten ze dan een mooi kasteel of landhuis bouwen al naar gelang de overheersende stijl van de periode. Zo’n kasteel is dus de Essenburgh, maar ook Oud-Groevenbeek tussen Putten en Ermelois er zo eentje. Maar bijvoorbeeld weer niet Old-Putten bij Elburg waar we vanavond op de camping overnachten. Old-Putten was een middeleeuws kasteel van Herbert van Putten, een strijdvaardige leenman die ook wel eens vijanden maakte, onder andere de Bisschop van Utrecht. Die vijanden hebben er tot twee keer toe voor gezorgd dat het oorspronkelijke kasteel Old-Putten is verwoest. In de negentiende eeuw hebben nieuwe rijken op de fundamenten een landhuis gebouwd met de stijl van die tijd.

Met dit stukje geschiedenis van de Veluwe in het achterhoofd liepen we vanmorgen eerst door het landgoed Hulshorst, vast ook zo’n adellijk domein. We hebben het landhuis niet gezien, maar zagen in de verte wel het dorp dat er naar vernoemd is. Er is daar een resort waar ik in 2011 en 2012 vaak was voor een coachings- en mediationopleiding. We staken de spoorweg en de snelweg over en zwalkten door het heide- en duingebied het Hulshorsterzand. Sjonge jonge, dat was me wat! Eerst rulle zandpaden, die lang geen vocht hadden gevoeld, zwaar lopen is dat. Maar dat zijn we van thuis gewend, van de Kalmthoutse Heide. Via de heidepaden kwamen we in een grote zandwoestijn. Het blijkt dat oorspronkelijk tussen Harderwijk en Hattem een 30 kilometer lange stuifzandgordel lag, door de wind ontstaan. Rond 1900 is dit gebied op grote schaal ingeplant met de grove den. Deze boomsoort kan het beste tegen de extreme omstandigheden in het naakte zand. Zo kon op de Veluwe bosbouw plaatsvinden, onder andere ten gunste van de kolenmijnen in Limburg.

Maar wij ervoeren dat de grove den toch niet overal succesvol had standgehouden! Met volle bepakking honderden meters door het woestijnzand van het Hulshorsterzand ploeteren, we begrepen nu waarom in dit gebied zo veel militaire oefenterreinen waren, voor de zandhazen die flink moesten worden afgepeigerd! Ergens in deze woestijn moesten we rechtsaf, stond in het routeboek, langs een bosrand. Er stond ook dat je de route kwijt kon raken als je niet voldoende rechts ging. Met een flauwe bocht naar rechts, markeringen zagen we niet, kwamen we uit bij ons fata morgana: een bosrand! En als vervolg ook nog een betonnen fietspad! Wij zetten de pas erin! Maar de heide waar we volgens de beschrijving na het zand zouden moeten komen zagen we niet, in de verste verte geen paars! “Maar we gaan toch echt niet terug naar dat verschrikkelijke zand!”, zeiden we tegen elkaar. Gelukkig werkte Google Maps hier goed. Ik zocht een orientatiepunt dat verderop genoemd werd, de Brandsweg, en met behulp van Google Maps vonden we de route weer terug, gelukkig had die inmiddels ook het zand achter zich gelaten. 

Zo zwalkten we verder door het bos, staken de A28 weer over, en vonden bij het station van Nunspeet een terrasje voor versterking van de inwendige mens. Niet te lang gepauzeerd, want we moesten vandaag maar liefst 28 kilometer lopen, en met al dat zand hadden we pas twaalf kilometer gedaan. Weer het bos in. Om 13.00 uur waren de boterhammen aan de beurt. De teller stond op zestien kilometer.Geen bank te bekennen, dan maar zittend, of beter: hangend tegen een boomstam. Na het eten maakte Johanna mij wakker: “Zullen we weer verder gaan?” Het was zwaar, al dat geloop over zandpaden. We verlieten het bos en zes kilometer verder kwamen we in Doornspijk, bij een picknicktafel naast de Spar. Bij de supermarkt kochten we twee ijskoffie, halve liters vruchtensap en cola en een literpak karnemelk. En het ging achter mekaar bijna allemaal op! Drie uur. We moesten opschieten want we hadden een mailtje gehad van Camping Old-Putten bij Elburg, dat de receptie daar om 17.00 uur sluit, en Johanna wil daar een wasmachine bespreken. De laatste zes kilometer gingen in de volle zon over grasdijken richting de vesting van Elburg. Pfff. Weer even tegen een boom zitten en de laatste ijs(?)koffie en cola ging op. We kwamen door de Vischpoort het prachtige vestingstadje Elburg binnen. “Ik heb even geen zin in sightseeing.”, sprak Johanna met droge mond. Een kilometer voorbij de vesting bereikten we de natuurcamping Old-Putten. De thermometer gaf 32 graden aan. De man aan de receptie begroette ons, en zag onmiddellijk waar wij het meeste behoefte aan hadden: bier en vruchtensap. Als oud-Santiagoloper bewonderde hij ons (“ook niet een keertje de bus genomen?”), en de drankjes kregen we van hem cadeau.

Even later stond de wasmachine te draaien en werden wij begeleid naar onze ‘sleepwalker’, een met doek overspannen houten bouwsel met alleen een bed en verder niets. Maar voor we dat bed gingen gebruiken, zijn we toch nog wel teruggeweest in de vesting Elburg, in vrolijke zomerse sfeer met volle terrassen.

Nog nooit zo heerlijk gezwalkt!

Foto’s

2 Reacties

  1. Elisabeth:
    12 augustus 2020
    Ik heb nog een tegeltje van Elburg. Mijn overgrootvader was daar burgemeester
  2. Betsy Gelderman:
    12 augustus 2020
    Jullie zijn echte kanjers!