De VF-familie

25 augustus 2018 - Montefiascone, Italië

De VF-familie is een merkwaardige familie. Je hebt elkaar niet gekozen, maar je komt nu eenmaal op elkaars pad, de Via Francigena (kortweg VF). Toen we in Canterbury begonnen op 20 mei jl., bestond onze VF-familie maar uit drie leden, de Australische pelgrim Tarryn, en Johanna en ik. Wij drieen kregen de pelgrimszegen en gingen op pad. In het begin liepen er ook nog een paar Fransen mee, die niet verder zouden gaan dan Reims, maar die zijn we snel uit het oog verloren. Tarryn en wij bleven elkaar regelmatig ontmoeten, en van Langres tot Besancon kwamen we samen of apart steeds Elisabeth, de Francaise tegen. Door het gedwongen oponthoud op de camping in Ornans moesten we elkaar loslaten. Hoe het met Elizabeth verder is gegaan, weten we niet. Van Tarryn weten we dat ze ruim een week geleden in Rome is aangekomen. De uitdrukking ‘VF-familie’ komt uit haar afscheidsmail aan ons, voordat ze terugreisde naar Australie. In Frankrijk hebben we verder alleen de vrolijke Hollandse neven Ab en Wim ontmoet toen ze overnachtten bij ons op de camping in Ornans. Hoe zou het verder met ze gegaan zijn? Misschien ook alweer thuis? In Zwitserland hadden we alleen een eenmalige ontmoeting met de Koreaan die samen met ons overnachtte in de pelgrimsopvang in Orsieres, vlak voor de beklimming van de Grand-Saint-Bernard, en ook met de oudere Australier die liep van Besancon naar Aosta, en volgend jaar verder gaat lopen.

Tot zo ver een kleine VF-familie, maar in Italie zou het allemaal anders worden. Tot de Grand-Saint-Bernard, de grens tussen Zwitserland en Italie, hadden we voornamelijk prive overnachtingsplekken, d.w.z. tweepersoonskamers in hotels, B&B’s of jeugdherbergen, of natuurlijk in de tent op campings. Booking.com was een veel door ons gebruikt medium. In Verres ontmoetten we in de jeugdherberg, bij de aangeboden maaltijd, onze Franse vriend Alain. Tot Robbio, ruim een week later, zouden we hem nog regelmatig tegenkomen, we hebben begrepen dat hij in Pavia zou stoppen en terug naar huis zou gaan. Onderweg van Pont-Saint-Martin naar Ivrea kwamen we eerst de Engelsman David en de Fransman Jean-Pierre tegen, in een kerkdienst in een dorpje, en een paar kilometer verder Margreet uit Amsterdam, ook vandaar vertrokken. Toevallig kwamen we David vandaag tegen in Montefiascone, hij was gestart in Canterbury en zal waarschijnlijk gelijk met ons gaan finishen in Rome. Hoe het met Jean-Pierre verder is gegaan, weten we niet. Margreet komen we sinds een paar weken bijna elke dag tegen, sinds kort samen met haar dochter Thirza, en tot en met vandaag samen met haar man Jeroen, die morgen, zondag naar huis gaat omdat hij volgende week weer moet werken. In Vercelli in Noord-Italie kwam de Engelse Ann bij ons in de VF-familie. Ze was vertrokken vanuit Bourg St. Pierre, vlak voor de Grand-Saint-Bernard. We zouden haar nog vaak ontmoeten, en in Ostello’s met elkaar in dezelfde ruimte slapen. Met haar hadden we een echt familiegevoel. In Gambassi Terme namen we afscheid, ze zou de trein nemen naar Siena, en vandaar verder naar Rome lopen omdat ze vanwege werkzaamheden op tijd terug moest zijn in Engeland. De Italiaanse Guido en Daniela, een leuk stel, iets jonger dan wij, hebben we gevolgd van Sante Cristina in de Ostello, via de boottocht over de Po, tot aan Lucca waar ze gestopt zijn (ze wonen in Toscane).

Vanaf de Povlakte zijn wij regelmatig gaan overnachten in pelgrimsverblijven, Ostello’s genaamd. Meestal waren ze van de locale parochie, soms ook van de gemeente. Meestal waren ze rustig en goedkoop, een enkele keer kon je er ook eten krijgen ‘s avonds. We kwamen steeds meer (Italiaanse) medepelgrims tegen vanaf dat we in de Apennijnen liepen. Die waren dan meestal in Fidenza of zo begonnen, met als einddoel Rome. Voor Italianen toch altijd nog een tocht die zwaarder is dan bij ons het Pieterpad van Pieterburen in Groningen naar de St.Pietersberg bij Maastricht. Zo groeide de VF-familie geleidelijk. In Sivizzano in de Apennijnen kwamen we bijvoorbeeld Massimo tegen, die samen met zijn hond  Marco naar Rome loopt. Soms kwamen we ook fietspelgrims tegen, dat waren dan altijd eenmalige ontmoetingen. Ons valt op, dat fietspelgrims meer communicatief zijn ingesteld dan pelgrims te voet, ze zijn meer ingesteld op het voeren van een prettig gesprek. De nieuwe familieleden zijn meestal Italianen die invoegen op de Via Francigena, en die veel bewondering hebben voor het feit dat wij de ‘cammino integrale‘, de hele route lopen.

Zo sliepen we in de Apennijnen gezellig in Ostello’s op grote slaapzalen, waar iedereen rond 5 uur opstond, omdat het warm was en je dan beter zo vroeg mogelijk kunt vertrekken. Tussen Lucca en Siena werd het drukker. We ontmoetten steeds weer nieuwe mensen, allemaal Italianen, en een enkele ‘lange afstand pelgrim’ die of ons inhaalde of door ons werd ingehaald. Veel Italianen beginnen hun tocht naar Rome pas na Lucca. Vaak zijn ze onervaren,    en op slaapzalen laten sommigen dan al om half vijf hun wekker aflopen. Heel storend als je het gesnurk van andere wandelaars doorstaan hebt en zelf pas van plan bent om om zes uur op te staan. Ann kon er niet meer tegen en pakte de trein naar Siena, in de hoop dat het daarna makkelijker zou zijn om goede overnachtingsplaatsen te vinden. Maar de blog van Tarryn uit Australie had ons al gewaarschuwd.

Na Siena werd het echt lastig. hoewel ik geen mening mag hebben over andermans pelgrimstocht, noem ik mensen die pas na Siena begonnen zijn, vrijwel altijd Italianen, toch mooi-weer-pelgrims. Siena ligt op ruim 200 km van Rome, en de regel is, dat als je de laatste 140 km van de Via Francigena hebt gelopen, je een testimonium, een getuigschrift in Rome krijgt. In de Ostello’s wordt het steeds drukker, met telkens ‘s morgens een nerveuze spanning vanaf half vijf van mensen die zo vroeg mogelijk willen vertrekken. De temperatuur van de dag kan nu geen motief meer zijn, maar er zijn nogal wat Ostello’s die het beginsel hanteren van ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’. Dus in de concurrentiestrijd tussen pelgrims wil iedereen zo vroeg mogelijk weg om tijdig een slaapplaats te hebben in de volgende etappeplaats. Wij willen liever later (na zeven uur) vertrekken, maar de slaap wordt ons niet meer gegund door onze VF-familieleden. Wijzelf hebben minder haast omdat er altijd nog booking.com is, waar we een B&B of hotel kunnen boeken als we in een Ostello niet meer terecht kunnen.  

Op weg naar Radicofani slaat ook bij ons de schrik toe. Er blijkt een wandelclub van 50 mensen, met groene shirtjes te zijn toegevoegd aan onze VF-familie. Keurig georganiseerd, de bagage van de mensen wordt met een busje vervoerd, en de Ostello’s onderweg, toevallig net ook onze weg, zijn volgeboekt voor deze groep pelgrims. Door het verdringingseffect blijken nu ook alle hotels en B&B’s volgeboekt te zijn. Hier kwamen we achter op weg naar Radicofani. Omdat we net de etappe daarvoor in tweeen hadden geknipt, konden we de tocht van San Quirico naar Radicofani beeindigen rond lunchtijd, om kwart voor een. De parochiale Ostello had maar twaalf plaatsen beschikbaar, en wij waren nummer 2 en 3. De gemeentelijke Ostello was op dat moment al volledig geclaimd door, wat ik maar noem, de Wandelclub.

Zo is er woensdag de 22e in Radicofani een contrast tussen enerzijds het familiegevoel in de parochiale pelgrimsopvang, van het Jacobusgenootschap, waar we met een kleine groep zijn, en anderzijds de onderdakproblemen voor andere pelgrims, veroorzaakt doordat de Wandelclub voor hun vakantie-pelgrimeer-week alle bedden heeft bezet in de gemeentelijke pelgrimsopvang. Gelukkig heeft niemand in de openlucht hoeven slapen, doordat er voldoende privepersonen werden gevonden die hun huis voor pelgrims wilden openstellen. Maar stress geeft zoiets wel. Wij boften op ons opvang adres, met een maaltijd, en daaraan voorafgaand een rituele voetwassing, en ‘s ochtends (wel om zes uur al!) een gezamenlijk ontbijt, en bij vertrek de pelgrimszegen van de gastheer, de hospitaliero. Tijdens de wandeling donderdag, van Radicofani naar Acquapendente, kwamen we de Wandelclub-familie tegen. De groep liep ons vrolijk en zwaaiend voorbij toen wij pauzeerden voor onze fruithap. Het viel op dat ze maar hele kleine rugzakjes droegen. Toen wij weer liepen, stonden ze even verderop met z’n vijftigen onder een grote boom bij een boerderij, naar achteraf bleek rondom een routebord dat rechtsaf wees. Terwijl wij rechtdoor liepen, groetten velen ons vriendelijk: ‘Ciao!’. Na vijfhonderd meter kwam de boer ons in zijn auto luid claxonnerend achterop. Hij was zo aardig ons duidelijk te maken dat we terug moesten omdat we bij die grote boom rechtsaf hadden moeten slaan. Wij hadden flink de dampen in, en toen we eenmaal weer op de route zaten, zagen we de club op de zandweg opnieuw voor ons lopen, omgeven door een grote stofwolk. Van je wandelfamilie moet je het maar hebben!

We zetten de turbo aan en weldra haalden we de groep in, met gebruikmaking van de passeertechnieken die we geleerd hadden op de Vierdaagse van Nijmegen: als mensen vier- of vijfbreed voor je lopen te kletsen een opening in de rij zoeken en al ‘pardon’ (in dit geval ‘scusi’) roepend er dwars doorheen lopen, onderwijl vriendelijk groetend en hand opstekend. Toen we de club voorbij waren, begon de weg ineens flink te stijgen. Oef, lopen op een stijgende weg is niet mijn sterkste punt! Toch maar doorhalen, we willen nu wel een gat slaan.  Maar de groep liep zelf ook stevig door. Gelukkig kwamen we na ongeveer een kilometer het bevoorradingsautootje van de Wandelclub tegen. Even later keken we om, en zagen we de groep zich als uitgehongerde meeuwen verzamelen rond het autootje. Ja, het leven van een pelgrim is zwaar hoor! Wij hebben de groep daarna donderdag niet meer gezien.

Al met al had ik zelf last van slaaptekort door al die nachtelijke onrust en de stress van het gehaast van anderen. Toen donderdagavond in Acquapendente ook nog eens alle tafels in restaurants bezet bleken, en vanwege mijn diabetes een hypo dreigde door te laat eten, sloeg er bij mij een stop door. Uiteindelijk konden Johanna en ik nog ergens een pizza eten, rond 10 uur, maar in het benauwde appartement waar we zaten heb ik vervolgens opnieuw de halve nacht wakkergelegen. Vrijdagochtend stond het huilen mij nader dan het lachen. Ik had gewoon geen zin meer om te gaan lopen! Johanna wist mij geestelijk weer op de been te helpen. We hebben daarna, ook al kost het wat, alleen nog maar hotelkamers gehuurd, gisteren en eergisteren. De VF-familie willen we nu alleen nog maar overdag tegenkomen. En het wandelen? Laat vertrokken, en rustig wandelend zijn we vrijdag en zaterdag langs mooie routes in het groene Lazio gelopen naar Bolsena (langs het grote Meer van Bolsena) en naar Montefiascone (heerlijke witte wijn, Est!Est!!Est!!!, hebben ze daar).

Het is nu nog zes dagen lopen naar Rome.

Foto’s

3 Reacties

  1. Marjo:
    26 augustus 2018
    Het schiet echt op...nog 6 dagen lopen.
    Geweldige prestatie van jullie.

    Succes in de laatste week.
    Zonnige groet
  2. Jan de Regt:
    26 augustus 2018
    Arie, ik snap je boosheid als ik dit zo lees. Maar nog 6 dagen, dat moet lukken. Mooie prestatie hoor. Respect voor jullie.
  3. Wim Jacobs:
    26 augustus 2018
    Arie je weet me te vinden als er gemat moet worden .
    Dagje rusten en de groep een dag voor je laten lopen is ook een optie .